1. Voorbereiding
Om een wijn te proeven zoals die bedoeld is, is het belangrijk om de wijn op de juiste temperatuur te schenken. Bij witte wijnen is dit meestal tussen de 8 en de 12 graden. Bij rode wijnen is dit meestal tussen de 14 en de 18 graden. Omdat de meeste woonkamers boven de 20 graden gestookt worden is het dus aan te raden om ook rode wijn even te koelen.

Oude rode wijnen wil je soms decanteren, om wijn en bezinksel van elkaar te scheiden. Het luchten van jongere rode wijnen, om de wijn zachter en aantrekkelijker te maken, wordt ook wel karafferen genoemd. Om dit te doen gebruik je idealiter een decanteerkan of brede karaf.

2. Kijken
Om de kleur van de wijn goed te bepalen houdt je de wijn het beste tegen wit papier aan. Niet alleen de kleur, maar ook de intensiteit, helderheid en viscositeit (stroperigheid) zeggen wat over de wijn. Zie de afbeelding hieronder.

 

3. Ruiken
Een wijnglas helpt om goed te ruiken. Welke aroma’s uit de Aromawijzer hieronder kun je herkennen? Begin in het midden en kijk hoever je komt.

4. Proeven
Kom je de geroken aroma’s ook tegen in de smaak van de wijn? Om goed te proeven neem je een kleine sip wijn in je mond, laat je er zuurstof bij komen en slurp je een beetje. Behalve met bovenstaande aroma’s kun je de smaak van de wijn ook typeren van droog tot zoet, weinig zuren tot veel zuren, lichte body tot vette body (structuur) en weinig tannine tot veel tannine (wrangheid). Hoe lang blijft de smaak in je mond hangen (afdronk) en veranderd de smaak nog?

5. Eindoordeel
Wat vind je van de wijn in zijn geheel? Waren geur, smaak en afdronk in balans of juist niet? Heeft de wijn een unieke smaak, of redelijk alledaags? En welke kenmerken (specifieke geur, smaak of mondgevoel) sprongen eruit? En uiteraard, vond je ’de wijn lekker?